Jeugd

Bij de kleinsten (benjamins en pupillen) leren we al spelenderwijs atletiek aan. Via spel wordt hen onbewust de nodige techniek voor later meegegeven. Toch moet het spel ook wel eens wijken voor een meer technische uitleg. Er wordt met de kinderen ook gewerkt rond meer algemene vaardigheden opdat ze ook buiten de atletieksport een brede basis zouden hebben. Hun training omvat een ruime variatie van werpen, springen, lopen en af en toe eens niet-atletische vaardigheden.

Met de groteren (miniemen, cadetten, scholieren, junioren en jongvolwassenen) wordt er stilaan meer doorgetraind. Spel moet plaatsruimen voor meer technische uitleg en oefeningen  om hun basistechnieken te verstevigen en verder uit te bouwen. Hun trainingen bestaan uit werpen (discus, kogel, speer), springen (hoog- en verspringen) en lopen (aflossing, duurloop, horden, interval, …)

Geef een antwoord